Ann Demeester begon haar carrière als cultuurredacteur bij de Belgische kranten De Morgen en De Tijd, waarna zij onder de vleugels werd genomen door kunstmeester Jan Hoet. Hierna week ze uit naar Nederland waar zij met succes W139 in Amsterdam leidde (2002-2006). In 2006 werd ze verkozen tot de nieuwe directeur van De Appel, en gedurende haar zeven jaar als directeur groeide De Appel met een explosieve snelheid.
Onder leiding van Demeester werd de ambitie van De Appel verrijkt met een focus op samenwerkingen, publieke zichtbaarheid en een breed gericht nationaal en internationaal bereik. In de lijn van Wies Smals besteedde Demeester ook speciale aandacht aan performance kunst, en de wijze waarop deze kan worden behouden en gearchiveerd. Zo realiseerde zij onder andere het project That was then, this is now.
Ook werd er extra aandacht besteed aan het professionaliseren van het curatoren-programma. Demeester liet De Appel een flink theoretische discours ondergaan, en zo nam de productie van boeken, tijdschriften en theoretische publicaties toe. In deze jaren realiseerde De Appel een imposante reeks aan ambitieuze en innovatieve projecten, en publiceerde onder andere de serie F.R. David, The Shadowfiles, en de publicaties over het curatorschap in samenwerking met Paul O’Neill.
Demeester was van mening dat het aangaan van samenwerkingsverbanden van essentiële waarde was voor het instituut, en zo legde zij contact met de Lutherse kerk, het Frascati Theater en de Universiteit van Amsterdam. Dit monde uit in verschillende projecten, zoals de grootschalige lezingenreeks Right About Now, The Old Brand New en Facing Forward. Maar de belangrijkste missie die Demeester heeft ondernomen is toch haar zoektocht geweest naar een nieuw onderkomen, een thuis voor De Appel.
Onder haar hoede verliet De Appel het pand aan de Spiegelgracht en in 2012 betrok de Appel haar nieuwe locatie: het imposante gebouw met hoge witte muren en marmeren vloeren aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam. Deze ruimte bood onderdak aan een ambitieus internationaal georiënteerd programma. De inwijding van het pand werd gerealiseerd met de performance groepstentoonstelling Topsy Turfy, vervolgens opgevolgd door diverse solotentoonstellingen zoals die van Sven Augustijnen, Dirk Braeckman en Zarina Bhimji.
Demeester’s directoraat viel samen met een andere belangrijke periode in de recente Nederlandse kunst- en cultuurgeschiedenis, namelijk die van de harde bezuinigingen. De in 2012 aangekondigde kortingen op de kunst- en cultuurbudgetten trof vele kleine(re) instellingen en gezelschappen. Dit ging gepaard met een verharding in het politieke en maatschappelijke debat rondom de ‘maatschappelijke waarde van kunst’ en leidde tot een stroom van protesten en verzet.
De Appel, en met name Demeester persoonlijk, speelde een belangrijke rol als woordvoerder en publieke verdediger van de beeldende kunst. Gedurende deze periode in het leiderschap van Demeester was er een dubbele strijd die gevoerd moest worden: enerzijds voor het belang van de beeldende kunst en anderzijds voor het behoud van een concessieloos programma. En zoals zij tot dusver getoond had gedurende haar directoraat, bleef Demeester trouw aan de kunstenaars. Zo nam De Appel afscheid van Ann Demeester in 2014 met de door haar samengestelde tentoonstellingen van Asco No Movies en Nina Yuen.