tentoonstelling
1983
Felix Hess "Kwaken en tsjirpen"

Felix Hess "Kwaken en tsjirpen"

10.11.1983
Nieuwe Prinsengracht 33-35hs, Amsterdam
‘Hoe komt het dat ik zo intens en volledig luisteren kan naar het kwaken van kikvorsen? Er bestaat een verbazingwekkende verscheidenheid aan kreten: er zijn kikkers die kwaken, tsjirpen, klikken, ratelen, fluiten. Mijn aandacht wordt echter niet bepaald door de afzonderlijke kreten, maar door het kikkerkoor als geheel, het patroon van de kreten in tijd en ruimte, de golvende bewegingen van het geluid, de ritmes, en ook het evenwicht tussen orde en willekeur, chaos. Het ritselen van bladeren in de wind en het geluid van golven op het strand lijken hierop, maar er is een verschil. In tegenstelling tot de geluidspatronen die gemaakt worden door een hele menigte kleine dingetjes onder de invloed van regen of wind, ontstaan de meest opvallende ritmische strukturen in een kikkerkoor door de onderlinge wisselwerking tussen de roepers. Zulke geluidspatronen kun je ook horen bij insekten, zoals krekels en sprinkhanen. Bij het luisteren naar een kikkerkoor is het niet moeilijk om verscheidene ritmes op te merken, maar de details van de geluidspatronen zijn onvoorspelbaar. Er is vaak een grote schoonheid in het geluid van een kikkerkoor, maar het is geen muziek. Muziek is geluid dat gemaakt wordt om door mensen beluisterd te worden. Kikkerkreten dienen als kommunikatiemiddel tussen kikkers. (Ze moeten zich voortplanten. De mannetjes roepen en beïnvloeden elkaar, en de vrouwtjes komen op hun kreten af.) Het afspelen van een geluidsopname voor een menselijk publiek kan wel muziek zijn. Een stereo-opname van een kikkerkoor behoudt veel van de geluidspatronen, maar er gaat iets verloren van de ruimtelijke kwaliteit. Bovendien heeft een opname een bepaald begin en eind, terwijl een echt koor alsmaar doorgaat, met een dag-en-nachtritme, en zelfs een jaarritme. En er ontbreekt iets uiterst fundamenteels. Het wezenlijke van het moment van luisteren, NU, is verdwenen in iedere opname: 'verleden' en 'toekomst' zijn al gerangschikt langs de tape. Ik koos nog een tweede, zeer verschillende weg van kikkerkoor naar muziek. Ik richtte mijn aandacht op één facet: de akoestische wisselwerking tussen de roepers. Het leek me dat enkele zeer fascinerende aspekten van een koor misschien berusten op een betrekkelijk eenvoudig mechanisme. Deze gedachte leidde tot het ontwerpen van elektronische 'geluidsbeestjes' , die in staat zijn om hun eigen koor te maken. Een stel apparaatjes die luisteren en roepen. Ze herkennen het geluid van hun soortgenoten (mede-apparaatjes) , en als ze voldoende van dat 'goede' geluid gehoord hebben, geven ze zelf een kreet. Op andere geluiden reageren ze negatief, zulk 'slecht' geluid doet ze langer wachten met het slaken van hun kreet of helemaal zwijgen. Hoewel deze apparaatjes volgens simpele regels reageren op door hun waargenomen geluiden, geven ze toch aan de luisteraar de indruk van iets 'levends' . Ze communiceren met elkaar, ze vallen stil als je zelf lawaai maakt, ze lijken 'enthousiasme' en 'schuwheid' te bezitten. Natuurlijk vallen de elektronische beestjes qua complexheid in het niet vergeleken bij ieder levend biologisch systeem. Niettemin kunnen ze als wetenschappelijk model dienen. Biologen die geinteresseerd zijn in paringsstrategieën bij kikkers hebben de vokale wisselwerking tussen roepende mannetjes onderzocht. Zij vonden bijvoorbeeld dat bij sommige soorten een tweetal mannetjes een duet kan vormen door strikt om de beurt te roepen (de mannetjes van een soort sabelsprinkhaan doen dit ook), en dat het percentage aktieve roepers in een koor omlaag gaat als de dichtheid van de roepers toeneemt. Onder zulke omstandigheden kan het minder de moeite lonen om te roepen; sommige mannetjes houden zich dan liever stil en onderscheppen een vrouwtje dat op weg is naar een aktieve roeper. Biologen hebben gebruik gemaakt van tsjirp machines en frog-call synthesizers bij hun experimenten. Zo zou ook een synthetisch koor benut kunnen worden door de wetenschap. Een eerste versie van zo'n groep elektronische geluidsbeestjes is voor mij gebouwd door de stichting STEIM. Het zijn er zo'n 36. Ze werken elk op een batterijtje en ze bevatten een luidspreker (= mond) en een mikrofoon (= oor). Ze luisteren en roepen, herkennen elkaar, en genereren een echt koor. Het verloop van het koor wordt bepaald door de ruimtelijke opstelling van de apparaatjes, de akoestiek van de ruimte en de omgevingsgeluiden (en dus mede door het gedrag van het publiek). Ik zie dit als een beginstadium en wil langs deze weg verder gaan. De apparaatjes zullen een ruimer scala aan omgevingsfaktoren veel genuanceerder moeten kunnen waarnemen en verwerken (in de eerste plaats geluid, maar dan ook de richting, verder bijvoorbeeld licht, temperatuur, luchtstroming, etc.), en bovendien moeten ze de beschikking hebben over een veel rijker expressievermogen. Een toehoorder zal sterk de indruk kunnen krijgen dat de 'beestjes' in verschillende gemoedstoestanden kunnen verkeren, maar ook de beestjes zelf nemen dit waar. Bovendien zou ik de apparaatjes letterlijk bewegingsvrijheid willen geven, zodat ze zich onder de invloed van vooral geluid kunnen bewegen, en zich verplaatsen naar die posities waar het geluid hun 'het beste' klinkt. Dat zou een begin zijn van dans als antwoord op de waargenomen omgeving.’ (Felix Hess, ‘Kwaken en tsjirpen’, De Appel, 3 (1983) 3, p. 18, 19.) Een live-optreden met geluidsbeestjes van Felix Hess werd gepresenteerd door De Appel op 10 november 1983. Locatie: Nieuwe Prinsengracht 33-35hs, Amsterdam.