De Dans Voorbij
13–22.06.1980
de Appel, Brouwersgracht 196, Amsterdam
de Appel, Brouwersgracht 196, Amsterdam
'In het kader van het Holland Festival worden tussen 13 en 21 juni in zes steden in Nederland een serie voorstellingen gegeven met als titel De Dans Voorbij. Voor deze voorstellingen zijn zeven [post-moderne] dansers/danseressen uit Engeland, Japan, Nederland en de Verenigde Staten uitgenodigd. Organisator is Stichting De Appel in Amsterdam in samenwerking met het Holland Festival, de culturele centra 't Hoogt, Utrecht en De Beyerd in Breda, Stichting Forum, Middelburg, Museum Boymans van Beuningen en het Groninger Museum voor Stad en Lande.'
‘Yvonne Rainer, een van de belangrijkste vernieuwers in de 'post moderne' dans beweging, is vertegenwoordigd met een film. Rainer werkt sinds 1972 haar ideeën niet langer via het medium dans uit, maar via een ander (bewegend) medium - film. Sinds dans geen doel in zich zelf meer was maar middel, kon zij het ene middel gemakkelijk inwisselen voor een ander. De film die in het programma De Dans Voorbij getoond wordt is Trio A, 1978. Trio A /The mind is a muscle, Part I, oorspronkelijk in 1966, als 3 simultane solo's gedanst door Rainer zelf, Steve Paxton en David Gordon, is op te vatten als een 41/2 minuut durende zin. De dans is een soort katalogus van bewegingsmogelijkheden en -combinaties van het menselijk lichaam. Historisch gezien is Trio A een belangrijk manifest waarin de begrippen 'stijl' en 'expressie' afgezworen worden en dans wordt opgevat als zuiver beweging (Sally Banes, Terpsichore in sneakers, Boston 1980)
Pooh Kaye nam als een perfekte leerling van Forti niet een 'stijl' over, maar wel een denk- en voelswijze, die het mogelijk maakt vorm te geven aan haar eigen motoriek. In haar bewegingen projekteert zij heel sterk haar beleving van de omgeving en interpreteert zij die omgeving ook. In tegenstelling tot Forti gebruikt Kaye in haar voorstellingen autobiografische elementen en heeft ze ruimte voor aan slapstick verwante humor.
Pauline de Groot’s ideeën en bewegingsvocabulaire werd sterk gevormd door haar verblijf van ongeveer acht jaar in de Verenigde Staten, waar ze onder andere bij Martha Graham, Merce Cunningham en Erick Hawkins studeerde. Toen zij in 1965 terug keerde naar Nederland begon zij hier met geven van voorstellingen en richtte zij een eigen school op, waarmee ze de ontwikkeling van de moderne dans in Nederland sterk stimuleerde. Kenmerkend voor het werk van De Groot is dat ze op een zeer vanzelfsprekende manier beweging kombineert met zingen/spreken. Vooral vanuit pedagogisch standpunt is het belangrijk dat zij geïnteresseerd is in het proces van hoe de ene beweging voort komt uit de ander. Dit heeft in haar werk tot gevolg dat de voorstellingen nooit geheel vast liggen en geïmproviseerde elementen kennen.
Sheryl Sutton kombineert evenals Pauline de Groot gesproken tekst en beweging. Suttons veelzijdige werkwijze is gevormd door de jaren lange samenwerking met Bob Wilson (o.a. Einstein on the Beach). Behalve tekst leerde zij ook geluid en bijvoorbeeld beeldende middelen gebruiken. In haar performances maakt zij gebruik van kleine anekdotische gegevens die een autobiografisch karakter hebben. Haar bewegingen zijn heel organisch en kenmerken zich door een uiterst gekoncentreerde traagheid.
Dit laatste heeft Sutton gemeen met haar Japanse collega Min Tanaka, in wiens bewegingen de tijd als het ware gestold wordt. Tanaka's kunst wortelt echter niet zozeer in de Amerikaanse traditie maar in die van de oude Japanse rituele theater- en dansstukken (Butok). In zijn werk zoekt hij de weg terug naar de oorsprong van de (rituele) dans -'Hyperdance'. De architekturale omgeving speelt in zijn werkwijze een grote rol.
Een duidelijk voorbeeld van de integratie tussen dans en beeldende kunst is de samenwerking tussen de dansers Miranda Tufnell, Dennis Greenwood en de beeldende kunstenaar Tim Head. De bewegingen spelen zich af voor het licht van dia projektoren waardoor een samenspel ontstaat tussen de schaduwen van de bewegingen en de bewegingen zelf. Tim Head werkt vaak met dia projektie en objekten in ruimte,waardoor een spel van werkelijkheid en fiktie ontstaat. In de voorstellingen van Miranda Tufnell zijn de objekten vervangen door dansers. Hun bewegingen - simpel en natuurlijk - maken de ruimte zichtbaar en zijn de maat voor zowel de illusionistische als reële ruimte ervaringen.’
(Josine van Droffelaar, persbericht De Appel, mei 1980.)